maandag 31 december 2012

Driehoornmestkever of drietand (Typhaeus typhoeus)

Afgelopen zaterdag was het prachtig weer en besloot Boswachterij Ruinen (Echtenerzand) weer eens te bezoeken, in de hoop nog iets bijzonders te kunnen ontdekken. Ik parkeerde mijn fiets tegen een boom, kettingslot er op en liep de heide op. Op de zandvlakte werd ik gelijk verwelkomd door een Driehoornmestkever, ook wel drietand (Typhaeus typhoeus) genoemd. 


Deze kevers zijn op een mooie winterdag actief, zoals vandaag dus! Alhoewel over een winterdag kun je eigenlijk niet spreken, het was 11 graden. Warm voor de tijd van het jaar dus! Hij, het is een mannetje, te zien aan de drie grote hoorns op zijn kop, liet zich mooi fotograferen. Maar na enige tijd kroop hij weer in zijn holletje. 

 Dit holletje is het begin van een gangenstelsel in de grond tot wel 2 meter diep.

Voor meer informatie over de driehoornmestkever, zie dit bericht op mijn andere blog "de mooie natuur" (klik hier)

woensdag 19 december 2012

Merry Christmas and a Happy New Year!


 Vrolijk Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar!
Merry Christmas and a Happy New Year!
Joyeux Noël et une Bonne Année!
God Jul og et Godt Nyttår!
Wesołych Świąt i Szczęśliwego Nowego Roku!
Feliz Natal e um Feliz Ano Novo!  
Fijne feestdagen!
Dit is een tijd van verrassingen
En samenzijn bovenal….
Met wie, of waar je ook bent,
Je voelt het overal….
Een gezellige en warme kerst met elkaar…
En voor 2013 een gelukkig, gezond
en fantastisch fotojaar…


Willy Ronkes
“De mooie natuur” – “Insectenwereld”

dinsdag 18 december 2012

Bruinrode heidelibel (Sympetrum striolatum)

 Deze heidelibel (mannetje) heb ik ruim een maand geleden (12 november) waargenomen bij het Echtenerzand (Boswachterij Ruinen). De bruinrode heidelibel lijkt op de steenrode heidelibel. Alleen bij de bruinrode ontbreekt de zogenaamde "hangsnor", het zwarte streepje op het voorhoofd (tussen de ogen). Deze stopt namelijk bij de bruinrode heidelibel bij de oogranden en loopt niet of nauwelijks door langs de oogranden naar beneden.
 De bruinrode heidelibel is een pioniersoort die zijn optimum vindt in ondiepe poelen die ’s zomers geheel of gedeeltelijk uitdrogen en weinig vegetatie hebben. De soort komt echter ook voor in allerlei andere stilstaande en zwak stromende wateren.
 Het is een nazomersoort: eind mei tot eind november, met een piek van eind juli tot eind september. Er zijn sporadische waarnemingen bekend van bruinrode heidelibellen in het (zeer) vroege voorjaar, wat erop wijst dat de soort bij hoge uitzondering als imago kan overwinteren. Bruinrode heidelibellen vertonen ongeveer hetzelfde gedrag als de meeste andere heidelibellen. Jonge dieren zijn in de wijde omtrek van het voortplantingswater aan te treffen, zittend en jagend in ruige vegetatie. 
 Geslachtsrijpe mannetjes vliegen bij het water en gaan regelmatig zitten op uitstekende stengels in de oevervegetatie. Ze speuren naar vrouwtjes voor de paring. Mannetjes die dichtbij komen worden meestal verjaagd. De eitjes worden vliegend in tandempositie afgezet, in het water.

dinsdag 11 december 2012

kleine wintervlinder (Operophtera brumata)

Wanneer men in de late herfst of het begin van de winter in het licht van autolampen nachtvlinders ziet dwarrelen, gaat het, vooral in de buurt van bossen en struwelen, vrijwel zeker om de mannetjes van deze spanner. Ze hebben een vale licht- tot donkerbruine kleur met op de voorvleugel een vaak onduidelijke, iets donkerdere middenband. De bruine achtervleugel is lichter en meer effen gekleurd. De mannetjes zijn opvallend variabel in grootte, zelfs als het om vlinders in hetzelfde gebied gaat. Het vrouwtje heeft slechts kleine zwart gebandeerde vleugelstompjes en kan niet vliegen.  
 
Begin oktober-half december in één generatie. Het begin en het eind van de vliegtijd hangen af van de weersomstandigheden; tijdens zachte winters vliegen de vlinders soms tot half januari. De vlinders komen goed op licht en zijn vaak op verlichte vensters aan te treffen.  De vlinder hiernaast trof ik 8 november 2012 aan op het kozijn van onze keukenraam.

(Bovenstaande vlinder zat 27 november 2012 op het keukenraam.)
 
Zowel de mannetjes als de vrouwtjes kunnen in het donker rustend of omhoog kruipend op boomstammen worden waargenomen. Tijdens de paring worden de vrouwtjes soms door de mannetjes meegedragen in de vlucht.
 
 De vlinder hieronder zat 10 december 2012 ook op het keukenraam. Voorzichtig voor een shoot heb ik hem op mijn vinger gekregen.


 

zondag 9 december 2012

Wielwebspinnen (Araneidae)

We gaan even griezelen! In deze post wil ik waarnemingen van vier soorten wielwebspinnen met jullie delen.

De kruisspin (Araneus diadematus) is een middelgrote spin die behoort tot de familie wielwebspinnen (Araneidae). De kruisspin is in tegenstelling tot veel andere spinnen geen schuwe soort, maar eentje die vaak midden in het web zit en moeilijk over het hoofd is te zien. De spin wordt ook relatief groot tot zo'n 17 millimeter. De naam is te danken aan de op een kruis gelijkend patroon op het achterlijf dat bestaat uit een groepje lichtere tot witte vlekjes die afsteken tegen de donkerbruine tot gele achtergrondkleur. De kruisspin is in Europa een van de meer algemene soorten en de spin komt ook in België en Nederland voor. Omdat de kruisspin in beschaduwde, van de wind afgeschermde hogere planten leeft duikt de spin vaak op in tuinen en hierdoor is het een van de bekendste Europese spinnen.
De kruisspin bouwt het web op enige hoogte en vangt voornamelijk vliegende insecten. De spin wordt zelf gegeten door insecteneters zoals vogels. De levenscyclus is tweejarig; de paring vindt plaats in de herfst en de eitjes overwinteren. In de lente komen ze uit en pas het volgende jaar worden de spinnen volwassen.




Als de spinnen nog jong zijn, verschillen de mannetjes en wijfjes niet veel van elkaar. Na verloop van tijd groeien de wijfjes harder dan de mannetjes. In de zomer van hun tweede levensjaar, als de wijfjes volwassen worden, groeien ze zeer snel. Mannetjes hebben naar verhouding langere poten maar een beduidend kleiner achterlijf dan een vrouwtje.
(mannetje kruisspin)

De vale wielwebspin (Larinioides patagiatus)
Helaas heb ik over deze spin weinig informatie kunnen vinden. 
Overigens is dit een vrouwtje. De mannetjes zijn aanzienlijk kleiner.

De viervlekwielwebspin (Araneus quadratus). 
De kleuren van deze spin kunnen verschillen van roodbruin tot geelgroen toch is de spin makkelijk te herkennen. Er bevinden zich namelijk vier grote witte vlekken op de rug van de spin en de poten zijn gestreept. Meestal zit de spin in het midden van zijn wielweb te wachten op een prooi. Een veel voorkomende pooi is de sprinkhaan. Het web bevindt zich namelijk vaak laag bij de grond in grasland. Het vrouwtje kan een grootte bereiken van 14 tot 20,5 millimeter; het mannetje wordt slechts 7 tot 11 millimeter.

(viervlekwielwebspin met prooi, een libelle)



(viervlekwielwebspin wachtend op een prooi)

De wespspin (Argiope bruennichi) ook wel wespenspin, tijgerspin of wielwebspin genoemd heeft alles te maken met het uiterlijk; de spin kan niet steken en de beet is ongevaarlijk voor mensen. De naam is vooral te danken aan het relatief zeer grote vrouwtje. Ze heeft een zwart achterlijf met heldere gele, witte en diepzwarte grillige banden, vooral vlak voor het afzetten van de eitjes is het achterlijf sterk opgezwollen. De buikzijde van het achterlijf heeft twee gele strepen in de lengterichting. Het cephalothorax of kopborststuk is zilverachtig behaard en de poten zijn duidelijk bruinzwart met geelgrijs gebandeerd. Ondersteboven zittend in het web valt de spin daardoor goed op, maar wordt door veel vijanden juist met rust gelaten vanwege het wesp-achtige uiterlijk. De wespspin is één van de grootste Europese spinnen, en is vanwege de lengte en kleuren moeilijk over het hoofd te zien, zelfs voor mensen die niets van spinnen weten is de soort ook makkelijk op naam te brengen. Vrouwtjes worden ongeveer 15 millimeter lang, gemeten van de kaken tot aan de punt van het achterlijf, door de grote dikke poten lijkt de spin aanzienlijk groter. Mannetjes zijn dofbruin en veel kleiner, ze worden maximaal 5 millimeter. Vanwege hun geringe grootte worden de mannetjes maar zelden opgemerkt.

(eicocon van de wespspin)